|
||||||||
|
Een mens maakt wat mee! Het kan bijvoorbeeld zomaar gebeuren dat je een CD toegestuurd krijgt en ja, na ampele beluistering, daarmee aan de slagwil middels een recensie voor deze fijne kolommen. Je kent de plaat intussen van voor naar achter en omgekeerd uit het hoofd en je wil je dus aan het schrijven zetten, maar je vindt aan geen kanten een website of een Facebook-verwijzing. Dan waan je je heel even weer aan het eind vand e jaren ’80 van vorige eeuw, maar je zet door, omdat je wél weet wie de heren achter de wat mysterieuze naam zitten. Dat blijken huidige Bruggelingen Noël Van Oyen en Jan De Vos te zijn. Die laatste, bekend van The Machines, Derek & The Dirt, Paris Texas en van zichzelf als J.D. Fox, ken je als een erg beminnelijke man met een hart voor de goeie soul. Noël ken je alleen van de kleine lettertjes en een klein beetje van horen: St. James werd Ivy & The Teachers en die stonden op de “Get Sprouts”-LP. Later volgden nog Split Window en Skov, maar erg veel werd van die bands ook niet vernomen. Eén naam kwam echter telkens weer opduiken, die van Noël van Oyen, die door menigeen in de Brugse incrowd zo’n beetje als de stamvader van de Brugse rock beschouwd wordt. Jan is bassist en drummer en de Trixon is overigens een merk van drumstellen. Bon, tot hier deze inleiding op een plaat die, zoals de titel aangeeft, helemaal draait om het werk van de grote Willie Dixon, een man die simpelweg symbool staat voor alles wat met blues en vooral met Chess Records te maken heeft. Naast bassist was hij vooral een geniale componist, die ons songs naliet als “Wang Dang Doodle”, Little Red Rooster” en “You Can’t Judge a Book by its Cover”, drie songs die hier hernomen worden in versies die behoorlijk afwijken van de bekende paden en daarin ligt precies de sterkte van deze plaat. Noël en Jan begonnen zo’n twee jaar geleden aan deze plaat te denken en tegen einde 2023 was de basis ervan klaar. Er was echter een producer nodig en die werd gevonden in de persoon van TC Matic-toetsenman Serge Feys, die alles in een heel fijn, groovy kleedje stak en de sobere, vrij ruwe klanken over het blues-idioom heen tilde. Resultaat is een dozijn classics, gemaakt voor “in de auto”: dit is echte “on the road”-muziek, voor mensen die al eens onderweg zijn als de anderen al slapen. De Vos zingt zijn hart helemaal uit en zijn baspartijen sturen de songs, samen met de geprogrammeerde drums, de richting originaliteit uit. De gitaarklanken van Van Oyen klinken hard maar fijn en hij bewijst de hele plaat lang dat volume en melodie niet per se tegenstrevers zijn. Ik vind het redelijk gedurfd om dit oeuvre aan te pakken en te reconstrueren, maar Trixon Dixon komt er vlekkeloos mee weg. Gefundenes fressen voor de betere festival-affiche, zeker weten, want de grote verdienste van de plaat is dat ze de songs letterlijk nieuw leven inblaast ! O ja, “Seventh Son” en “Spoonful” staan er ook op ! (Dani Heyvaert)
|